Als kleuter kon je op de kermis een voorsmaakje krijgen van wat je later als tiener in de wildste kermisattracties zou meemaken. Je kon je door je ouders laten optillen om in één van de vier bakjes van het “kriebelbuiksken” te worden neergepoot. Vier kleurrijk geschilderde houten schuitjes gemonteerd in een rad draaiend rond een horizontale as en elk afzonderlijk vrij schommelend zodat je niet overkop ging bij elke volledige toer van het wiel.

Het kriebelbuiksken werd met spierkracht bediend door een korte geblokte ietwat oudere man op het ritme van de passagiers, aan een paar omwentelingen per minuut. Het kon op elk gewenst moment ogenblikkelijk tot stilstand gebracht worden mocht er een kleuter onwel worden of in tranen uitbarsten en op zijn moeder roepen als gevolg van de kleine wisselingen in G-krachten die inwerkten op de nog jonge maag en ingewanden van de kindjes. Omdat het zo’n anachronisme was en opdat het niet zou weggedrukt worden tussen de wilde en schreeuwerige kermismolens voor de rijpere jeugd stond het kriebelbuiksken steevast op een aparte plaats naast de kerk op veilige afstand van de rest van het volksvermaak op het dorpsplein.

Vòòr het kriebelbuiksken, aan de houten stijlen van de ingang, hing er een hoogst interessant kastje dat bedoeld was om de man van het kleuterrad een leuke bijverdienste te bezorgen. Je stak één frank in een gleuf en dan kon je een stalen knikker omhoogschieten tot boven in dat houten kastje waarna de wet van Newton er voor zorgde dat de knikker zich een weg baande naar beneden dwars door een veld van horizontaal geplaatste nagels. Met een draaiknop kon je een soort mandje horizontaal bewegen om de vallende knikker in op te vangen. Je moest handig en snel zijn want de knikker maakte de gekste zijsprongen op die nagels. Slaagde je er dan toch in het balletje op te vangen dan werd die handigheid beloond met een opbrengst van 1,2,3 of 4 frank. Aangezien de voorkant van het kastje van glas was kon je het hele raderwerk binnenin zien en op voorhand bekijken hoeveel franken klaarzaten om door het mechanisme te worden afgeleverd bij het vangen van het kogeltje. Ik had een eigen techniek en tactiek ontwikkeld rond die balletjeskast. Het volstond om de minder handige medemens lang genoeg te observeren en geduldig te wachten tot de onfortuinlijke  balletjesvangers het opgaven net op het moment dat er vier frankstukken achter het glas klaar zaten om te worden geïnd en dan razendsnel toe te slaan. Snel een frank in de gleuf, balletje schieten, handig opvangen en hupsakee, 300 % winst opstrijken. Om elke beursspeculant te laten duizelen.

Het moest allemaal zeer snel gaan, liefst terwijl de man kleutertjes aan het ronddraaien was. Hij was uiteraard ook niet van gisteren en had al gauw door dat zijn kastje niet zoveel opbracht met mij in de buurt. Hij moest kiezen, mij wegjagen en de draaiende kindjes secondenlang aan de wetten van de zwaartekracht overlaten onder het afkeurend oog van de bezorgde ouders, of gelaten toezien hoe een handige snaak op volkomen legale wijze het kastje leeghaalde. Het was een soort kat en muis spelletje, een kermisattractie op zichzelf. Weet je wel wat ik allemaal kon aanvangen met die frankjes? Een pak friet met mayonaise had je voor vijf frank. Daarvoor moest ik maar twee keer het balletje vangen, en hield ik zelfs nog wat over. Na wat langer balletjevangen kon ik zelfs mijn kansen wagen in het schietkraam van Simonneke, een vriendelijke dame met een onwaarschijnlijk sappig Gents accent. Bij haar kon je met een geweer een kurk tegen plaasteren beeldjes schieten. Vielen ze om dan mocht je ze meenemen naar huis. Tot groot vermaak van mijn moeder die op den duur niet meer wist wat ze met al die kostbare kunstobjecten moest aanvangen.

Jaren geleden ben ik met mijn jonge kroost op de kermis bij Simonneke met kurken gaan schieten. Ze stond er nog met haar kraam op dezelfde plaats en ze kende mij nog als die sloeber die de helft van haar kraam leegschoot. Ongemerkt was dit een emotioneel moment met bij beide partijen een beetje vocht in de ogen. Het zal wel de wind geweest zijn. Of de schreeuwende kleuren van het joelende geweld rondom. Ja, er staat wat wind vandaag, hé Simonneke? “Joat joeng tes ne straave weeind vandoage”