He, kijk eens daar wat een leuk verkeersbord. Een gevarendriehoek met daarop een reuzenmug en daaronder in grote letters ”I like tourists”. Leuk gevonden vinden we. Die Lappen zijn blijkbaar humoristen. Iets uitbundiger eigenlijk dan de doorsnee, eerder zwijgzame Fin. Die gaat er immers van uit dat het geen zin heeft om aan zijn medemens te zeggen dat het mooi weer is vermits die met één oogopslag zelf kan zien dat de zon schijnt. Waarom het hem dan nog eens melden. Kijk daar, nog zo’n bord met een mug erop. Nu overdrijven ze toch een beetje. We hebben wel al gehoord dat het tijdens de zomer in Lapland stikt van de muggen maar zo erg zal dat nu toch wel niet zijn dat ze daar om de paar kilometer moeten voor waarschuwen. Een verzetje voor de toerist die er al een paar honderd kilometer woud en meren opzitten heeft, dat is allicht de bedoeling. Tot we aan het hotel toekomen en argeloos de deur van de auto openen om de reistassen uit de koffer te halen. Dan pas beseffen we dat de muggenborden een niet mis te verstane waarschuwing zijn van het Finse Ministerie van Toerisme aan het adres van de vermetelen die zonder speciale bescherming de domme toerist komen uithangen. We zijn nog geen meter verder, nog niet eens tot aan de koffer wanneer honderden vraatzuchtige bloedzoekende muggen zich in groep als uitzinnige kamikazes op alles storten wat niet bedekt is, de steekbuis in de aanslag en alle bloed opzuigend dat in het bereik ligt, alsof hun leven er van afhangt. En dat is ook zo want ze moeten van de korte zomerwarmte gebruik maken om zich vol te eten. In de gure rest van het jaar lukt dat immers niet. “I like tourists” is plots heel wat minder ludiek en nauwelijks hebben we na een spurt de deur van het hotel bereikt of we stellen vast dat onze hoofdhuid vol staat met jeukende knobbels, met joekels van muggenbeten. We hebben ons lesje geleerd en de volgende dagen en ook nachten, de middernachtzon gooit ons leefritme immers danig door elkaar, lopen we rond als ervaren imkers met een pet waaraan een gaas vastzit dat je onder de kin kan dichtknopen. Het ziet er niet uit, het lijkt op een burka, maar de  kamikazebeesten zijn er aan voor de moeite. Liever wat belachelijk overkomen dan al dat gesteek te moeten trotseren. Verse toeristen komen aangereden, kijken eerst heel verbaasd en wijzen dan geamuseerd  naar onze imkerpetjes. Wacht maar mensen. Doe de deur maar open of laat uw ruit naar beneden voor wat verse lucht. De hoteldeur ligt op honderd meter en het wereldrecord op die afstand is minder dan 10 seconden. We staan even stil want het gratis schouwspel dat zich zo meteen voor onze ogen zal afspelen willen we voor geen geld missen.

Pa en ma zijn het eerst uitgestapt, in kleurrijk zomerplunje, met minieme hoeveelheid textiel omhuld. In een fractie van een seconde weten ze hoe laat het is. De honderden stekende vliegende onverlaten die bij ons niet meer terecht konden storten zich nu op het vers aangevoerd toeristenvlees. Ma doet nog een vertwijfelde poging om de deuren dicht te slaan maar het is te laat. De luchtmacht zit al binnen. Het gejank en gejammer van de kinderen wijst er op dat ook in de auto het gesteek en geslurp al begonnen is. Er zit niets anders op dan met het hele gezin vertwijfeld en wild, doch vruchteloos molenwiekend om zich heen slaand te spurten naar de ingang van het hotel. Eerst door de eerste deur van het inkomsas. Vervolgens die dicht doen en pas dan door de binnendeur van het sas en dan de wonden likken. We hebben ons leedvermaak gehad. Alweer vier nieuwe klanten voor de winkel waar ze de imkerpetjes verkopen als zoete broodjes. We like tourists !