Als je Schalulleke van dichtbij wou zien dan moest je vele haltes op voorhand strategisch positie kiezen. De haltes waren die van de bussen Bassevelde – Gent of Zomergem-Gent , “den Bassevelde” of” den Zomergem” die ‘s morgens leerlingen , studenten en arbeiders in grote getale naar Gent brachten en Schalulleke was één van de mooiste meisjes uit de wijde omgeving.

Die bussen zaten elke morgen stampvol zodat je nauwelijks plaats had om recht te staan met je boekentas tussen je voeten geprangd om ze niet kwijt te spelen in het gedrum. Alle jongens wisten dat deze bussen op hun rit naar Gent een vaste stopplaats hadden in Wondelgem, aan de villa van een bekende sportverslaggever  van de radio. Die man had op de voorgevel van zijn woning in sierlijke bronzen letters het opschrift” Schalulleke “ laten aanbrengen, de naam van het popje van Wiske uit de stripverhalen “ Suske en Wiske” van Willy Van Der Steen. En alle jongens wisten ook maar al te goed dat hij een  mooie dochter had die ook elke morgen gebruik wenste te maken van de mogelijkheid die haar via “ den Bassevelde” of “ den Zomergem” geboden werd om zich naar  school in Gent te begeven. De bus stopte net vòòr haar deur en elke rechtgeaarde gezonde knul keek reikhalzend uit naar het ogenblik waarop de bus stopte voor villa “ Schalulleke”, de deur van het huis open ging en “ Schalulleke” zelf in hoogst eigen persoon naar de bus toeschreed en ons allen verblijde door zich samen met ons te laten vervoeren en ons in vervoering te brengen door haar aanwezigheid. Van in de opstapplaats in Evergem werd er al gerekend en gedrumd om posities in te nemen om bij het naderen van Wondelgem precies daar te staan waar de goddelijke diva zich bij het samengepakt vee zou vervoegen. Niet dat Schalulleke enige notitie nam van of enige aandacht schonk aan  de glunderende tieners die er in geslaagd waren naast haar te staan. De enige communicatie met die plaatselijke schone was een verontwaardigde en vernietigende blik van harentwege naar de pummel die nog eens een keer moedwillig tegen haar geduwd werd door de andere jonge veulens die met de minder bevoorrechte plaatsen vrede hadden moeten nemen. Maar hun dag kon niet meer stuk. Ze had immers iets tegen hen gezegd. Wat ze gezegd had deed er niet toe. Ze had hen toegesproken tot spijt van wie het benijden wou.

Wat zou er van Schalulleke geworden zijn? Zou ze ooit geweten hebben dat ze die bijnaam had? Ze heeft wellicht nooit bemerkt dat ze elke morgen een buslading bewonderaars met haar aanwezigheid verblijd heeft. Misschien is ze nu al oma met een trits kleine Schalullekes die ook de bus nemen naar school en aan bushaltes de jongens rode kaken bezorgen als ze dicht in de buurt staan.